Koopkracht is de waarde van een valuta (geldeenheid), uitgedrukt in het aantal goederen en diensten dat een geldeenheid kan kopen. Je zou kunnen stellen: koopkracht geeft aan hoeveel goederen of diensten je zou kunnen kopen van een bepaald bedrag, zoals van je inkomen.
Inzicht in koopkracht
Inflatie vermindert de waarde van de koopkracht van een valuta, doordat de prijzen stijgen. Je kunt dus voor hetzelfde inkomen dat je verdient, minder goederen en diensten kopen. Om de koopkracht in de traditionele economische zin te meten, vergelijk je de prijs van een goed of dienst met een prijsindex, genaamd de consumentenprijsindex (CPI). De consumentenprijsindex geeft de prijsontwikkeling van diensten en goederen weer, die gekocht worden door Nederlandse huishoudens.
Een manier om over koopkracht na te denken, is door je voor te stellen of je 40 jaar geleden hetzelfde salaris zou verdienen als je grootvader. Tegenwoordig zou je een veel hoger salaris nodig hebben om dezelfde levenskwaliteit te behouden. Op dezelfde manier had een huizenkoper die 10 jaar geleden op zoek was naar een huis in de prijsklasse van € 300.000 tot € 350.000 meer opties om te overwegen dan mensen nu hebben.
Koopkracht beïnvloedt elk aspect van de economie. Denk aan consumenten die goederen kopen, aan investeerders en aandelenkoersen tot aan de economische welvaart van een land. Wanneer door inflatie de koopkracht van een valuta daalt, kan dat ernstige negatieve gevolgen hebben voor de economie. Zo kan dat zorgen voor stijgende kosten van goederen en diensten, die bijdragen aan hoge kosten van levensonderhoud, evenals hoge rente tarieven die de wereldmarkt beïnvloeden en dalende krediettradings als resultaat. Al deze factoren kunnen bijdragen aan een economische crisis.
Koopkracht en CPI
Als zodanig stelt de regering van een land beleid en regelgeving op, om de koopkracht van een valuta te beschermen en een economie gezond te houden. Een methode om de koopkracht te monitoren is via de consumentenprijsindex. Hierbij wordt het gewogen gemiddelde van de prijzen van consumptiegoederen en -diensten, met name van transport, voedsel en medische zorg gemeten. De CPI wordt berekend door het gemiddelde van deze prijsveranderingen te nemen en wordt gebruikt als een instrument om veranderingen in de kosten van levensonderhoud te meten. Ook wordt het CPI beschouwd als een marketing voor het bepalen van inflatie- en deflatiepercentages.
Koopkrachtwinst/verlies
Koopkrachtwinst/-verlies is een toename of afname van hoeveel consumenten kunnen kopen met een bepaald bedrag. Consumenten verliezen koopkracht wanneer de prijzen stijgen en winnen koopkracht wanneer de prijzen dalen. Oorzaken van koopkrachtverlies zijn onder meer inflatie, overheidsvoorschriften, natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen. Oorzaken van koopkrachtwinst zijn bijvoorbeeld technologische innovatie en deflatie.
Zoals eerder in het artikel aan naar voren kwam, is de officiële maatstaf voor koopkracht de consumentenprijsindex, die laat zien hoe de prijzen van consumptiegoederen en -diensten in de loop van de tijd veranderen. Wereldwijd geeft het International Comparison Program van de Wereldbank ook gegevens vrij over de koopkracht tussen verschillende landen.
Om duidelijk uit te leggen wat koopkrachtwinst is, even een voorbeeld ter illustratie:
Stel je voor dat een laptop 2 jaar geleden € 1.000 kostte en tegenwoordig € 500 kost. Consumenten hebben dan hun koopkracht zien stijgen, want ze kunnen tegenwoordig voor hetzelfde geld zelfs 2 laptops kopen t.o.v. 2 jaar geleden toen een laptop nog te koop was voor € 1.000. Deze koopkrachtstijging, wordt ook wel koopkrachtwinst genoemd. De koopkrachtwinst in dit voorbeeld bedraagt € 500.
Bij koopkrachtverlies werkt het natuurlijk andersom. Hierbij kun je in plaats van meer kopen voor hetzelfde bedrag, minder kopen van je geld. Bekijk het onderstaande voorbeeld:
Stel je bent al een tijdje aan het sparen voor een nieuwe fiets. In 2021 stond de fiets die je op het oog had nog te koop voor € 150. In 2022 kwam inflatie om de hoek kijken en gingen de landelijke prijzen van goederen en diensten omhoog. De fiets die je op het oog had stond door de prijsstijgingen van de inflatie nu te koop voor € 200. Waar je eerst dus € 150 moest betalen voor de fiets, is dat nu € 200 geworden. Je zou dus kunnen stellen dat je minder kunt kopen van je geld dan voorheen. Dit verschijnsel heet koopkrachtverlies. In dit voorbeeld bedraagt het koopkrachtverlies € 50.